Nijdamstra Stichting

De familievereniging van de geslachten Nijdam, Nieuwdam, Wynia, Wijnja, Wienia, Vleer en andere nazaten van Willem Willems de Oude.

DE  NIJDAMSTRA  TYNGE


47 e Jaargang nr 2-3                                                                                       december 1999

VAN DE REDACTIE


In deze Tynge vindt u weer de gewone rubrieken en zaken die we de moeite van het vermelden waard vonden:

Van de voorzitter

Een levensbeschrijving van Ds. M.L .Wijnia

Een verhaal uit een gevonden notitie

Nogmaals Geartsje vertelt verder

Hoor wie klopt daar?

Uit oude Tynges: "De Nijdamstra State"

Berichten uit de krant

Familieberichten

De dagboeken van Lieuwe Jans de Jong

Als redactie van de Nijdamstra Tynge wensen we u allen goede Kerstdagen en een gelukkig jaar 2000.

  

VAN DE VOORZITTER

 

Schreef ik in de Tynge van augustus dat er nog twee Tynges zouden volgen, nu moet ik hierop terugkomen: we hebben geen kans gezien dit te realiseren.Dat dit ons in de kosten tegemoet komt, zal u duidelijk zijn. We zullen hiermee dan ook in de te vragen donatie voor het komende jaar rekening houden.

 

In deze winterperiode hopen wij nog weer gegevens te verzamelen uit de archieven en via aanschrijving. Helaas is de vorming van een werkgroep hiervoor niet gelukt, waardoor alles zeer langzaam gaat. Dit is de reden dat er nog geen begin gemaakt is met de verstrekking van gecorrigeerde en aangevulde genealogie-katernen.

 

Ook nu mochten wij weer kopij voor de Tynge ontvangen, waarvoor onze dank.

Voor de vragenrubriek kwam een vraag binnen en ik mocht een foto ontvangen van de geboortelepel van Age Theunis Wijnia, geboren, volgens ons bestand op 29 –3 – 1846, maar volgens de lepel op 29 – 3 – 1848, hetgeen zal worden nagezocht. Daar hier verder een afbeelding op stond met een anker, werd gelijk de vraag gesteld of er in de Wijnia-tak veel zeevarende personen voorkwamen. Dat er vele zeevarenden zijn onder de Wijnia-afstammelingen is bekend, maar ik ben van mening dat de aanduiding op deze lepel een andere uitleg behoeft. Misschien een onderwerp waarover een van onze leden meer weet te vertellen.

 

Onze Internet-pagina wordt veel bezocht en er komen zeer positieve reacties binnen in het z.g. gastenboek. Ook vele leden reageerden na het verschijnen van de vorige Tynge.

Een pluim voor Geert v.d.Velde, ook vanaf deze plaats. We wensen hem en ook ons nieuwe bestuurslid Cor Wijnja veel sterkte, maar ook plezier toe met het onderhouden en uitwerken van onze Internet-site.Naast de aanmelding van nieuwe donateurs, komen ook veel aanvullende gegevens via dit medium binnen en het is derhalve al niet meer weg te denken uit onze familie-stichting.

                             

Simmer 2000. Het is zeker dat ook vele leden van onze geslachten naar Friesland zullen komen. Velen zullen bij familie reeds hun overnachting hebben geregeld, maar waarschijnlijk zijn er ook velen die het contact met hun familie in Friesland hebben verloren en niet weten waar familie uit hun tak woont. Wij hebben ons daarom al eens afgevraagd of wij voor die categorie ook iets kunnen betekenen. Via ons bestand zou het mogelijk moeten zijn deze families bij elkaar te brengen, waardoor de familieband zou kunnen worden hersteld. In dit verband is wel gedacht aan een oproep van deze strekking op de Internet-pagina. Ook andersom zou dit kunnen, bijv. als familieleden van hier een oproep doen op onze pagina om zo weer in contact te komen met nakomelingen van gezamenlijke voorouders.De acties rond Simmer 2000 zijn hiervoor een mooie gelegenheid. Reacties hieromtrent horen wij graag.

Verder wens ik u ook met deze Tynge veel leesplezier en gezegende Kerstdagen en een goede jaarwisseling.

   

De voorzitter  

 

  

 

DS. M. L. WIJNIA

 

28 maart 1861 – 24 mei 1921

 

Op de vraag van de heer J.Wijnja in de vorige Tynge omtrent ds M.L Wijnia kwam de volgende levensbeschrijving binnen van diens kleinzoon G.Wijnia, alsmede een kopie van diens laatst gehouden preek, waarvan wij alleen het opschrift afdrukken.

 

Mijn oude vriend Wijnia is Dinsdagavond 24 Mei in Jezus ontslapen. Den volgende dag zou ik hem nog eens bezoeken, hij wist er van en verheugde er zich in, doch het heeft niet zo mogen zijn, dat wij elkander hier beneden nog weer ontmoeten.God wilde het anders.

In September 1879 sprak ik hem voor het eerst. Hij was toen al gymnasiast te Sneek: ik kwam er na eerst de wegstervende Latijnse school te Dokkum te hebben bezocht. Over verschillende dingen dachten wij niet aanstonds gelijk, doch wij werden meer en meer eens, naarmate wij elkaar leerden kennen. De herhaalde kennismaking leidde tot vriendschap. En vrienden zijn wij sinds gebleven; op het gymnasium, aan de Vrije Universiteit, ook daarna toen wij beiden in de pastorie waren. En als oud-vriend van de overledene voldoe ik dan ook gaarne aan het vererende verzoek van de nog steeds treurende familie om een kort, “Ïn Memoriam”, bestemd voor het Jaarboek ten dienste van De Gereformeerde Kerken in Nederland, op te stellen.

Ds Meindert Lieuwes Wijnia is den 28 e Maart 1861 geboren te Cubaard in Friesland. Zijn vader heette Lieuwe Meinderts Wijnia en was een nijvere boer tot op zijn ouden dag toe. Moeders naam was Elizabeth de Roos. Ze waren beiden van harte de Gereformeerde Belijdenis toegedaan: met name moeder kon nu en dan met opgewektheid vertellen, van wat de Heere aan haar ziel had gedaan.

De jonge Meindert werd bij het groter worden naar de Christelijke school te Cubaard gestuurd en maakte daar zulke goede vorderingen, dat bij de ouders de gedachte opkwam: Zou Meindert ook kunnen en willen studeren? Wij zouden dan wel gaarne hebben, dat hij ‘dominee’ werd. Dat punt werd eene zaak van gedurig overleg en van veel gebed. Zij besloten daarna hem op een gymnasium te doen; mits hij er zelf ook lust toe had, want de ouders begrepen ook wel:      Het leren wordt niet opgedrongen,

De lust moet zitten in den jongen.

Zo is toen de lagere school verwisseld met het instituut van Ds. J. van Dijk te Doetinchem. Tot 1878 is hij daar geweest. Toen is de kostschool weer verwisseld met het gymnasium te Sneek. Of de ouders niet geheel voldaan waren over den gang van zaken op de kostschool van Van Dijk, of dat Sneek nu gekozen werd, omdat dit ook in Friesland lag en Meindert nu eens een keer thuis kon komen, het is mij niet volkomen zeker bekend, doch dat doet er ook weinig toe. In Sneek is Wijnia gebleven tot 1883. Hij deed zijn best voor alle vakken, doch letterkunde vond hij zeer interessant en des Verbonds. En juist die overtuiging bracht er van zelf toe, om toch niet geringschattend te denken over de weldaden des Verbonds, met betrekking tot de kinderen en gedurig op te wekken tot opvoeding van de kinderen in de leer en vermaning des Heeren. Vandaar zijn ijveren voor ene Christelijke school, die er eerst ook niet was, maar er wel gekomen is.

En evenals het heil van de ouderen en hunne kleine kinderen, ging hem ook het geestelijke welzijn van jongeling en jongedochter ter harte. Het vereenigingsleven vond bij Ds Wijnia goeden stem. Mede door zijn initiatief werd ene A.R.Kiesvereniging en een afdeling van “Patrimonium”opgericht.

De laatste jaren was hij nu en dan onwel. De spijsvertering liet soms te wensen over; de krachten werden langzamerhand minder. 4 Juli 1920 heeft hij voor het laatst gepreekt over 2 Kon.5 "Naaman de Syriër". Sinds lag hij veel te bed. Het hart werkte hoe langer hoe slechter; de zwakte nam gestadig toe. Hij leed veel. Bovendien heeft hij op het krankbed nog heel wat bestrijding gehad. Wat is er veel gezucht tot den Here om gewenschte zielevreugd. Het was hem tot grote vertroosting, toen ik zijne aandacht eens vestigde op Psalm 9:18 (berijmd). En naar mate hij dichter bij den dood kwam, werd het ruimer. Hij mocht zoo met vreugde bezien dat hij zou ingaan in de rust die er overblijft voor het volk van God.”Het werd tijd om naar huis te gaan”, schreef hij nog eens, met bevende hand, terwijl hij overein zat en …..24 Mei werden de deuren van het vaderhuis nog onverwacht voor hem ontsloten en mocht hij binnengaan en de voor hem bereide plaats innemen.

Maar zijn heengaan, na 27-jarigen arbeid te Oudemirdum e.o., wekte groote rouw, in het gezin en de familie en ook bij de gemeente. Ja, heel het dorp Nijemirdum, waar hij woonde, was onder den indruk van dit sterven.

Bij de begrafenis op Zaterdag 28 Mei kwam het treffend uit. De leden der Gereformeerde Jongelingsvereniging, waarvan hij eerevoorzitter was, droegen hem grafwaarts. Een lange rouwstoet van familieleden, gemeenteleden, classis-predikanten en vrienden volgden.

Treffende woorden sprak allereerst Ds J.Voermans van Warns, die hem in de ziekte gedurig bezocht en nu de leiding had. Daarna Ds Boersma van Koudum namens de classis Workum. Namens de kerkeraad voerde br. Bruinsma het woord. De heer v.d.Meulen sprak als oud-catechisant en als lid van de Commissie van Administratie. Daarna voerde nog de heer Eringa, hoofd der Christelijke school het woord. De oudste zoon DS.Wijnia, dankte voor al de betoonde liefde en belangstelling. En de grote schare verliet het kerkgebouw onder den indruk van het heerlijke woord ”Zalig zijn de dooden, die in den Heere sterven".

Geldermalsen 1921                                                                                                  J.Hania.

 

 

EEN VERHAAL UIT EEN GEVONDEN NOTITIE

 

Het onderstaande komt uit een verhaal dat werd geschreven door een zekere Visser, van wie verdere gegevens ontbreken. We vonden het toch wel leuk om te vermelden.

 

"De eerste dag na de ambachtschool ging ik werken bij ene Nijdam die met zijn vader een timmerfabriek had aan de kade voor de Toppenhuizerbrug, naast de toenmalige meelfabriek.

Vader had met mij samen gereedschap gekocht voor timmeren bij een ijzerhandel (Geertsema)  Ik had in alle ijver een timmerkist gemaakt, zo een die de timmerman op karwei mee zeult. Maar wist ik dat zo'n kist maar zo’n tachtig centimeter uiterlijk mocht zijn?

Ook dat hij niet veel breder en dieper mocht zijn als 25 x 20 cm. en dan had je nog een grote. Maar ik probeerde alles er in kwijt te stoppen zelfs mijn rijschaaf (lood zwaar) moest erin. ”Wat heb je daar?”zei de oude Luut Nijdam, hevig sabbelend op z’n pijpje, ”een vertimmerde doodskist? Nou afijn, hij is niet te klein in ieder geval”.

Ze hadden een machinale timmer- en molen werkplaats( timmeren deden ze ook in bijv. de meelfabrieken.) en hadden een motor als krachtbron die op lichtgas liep.

Die eerste dag had Nijdam een mooi karwei. Boven de werkplaats woonde een jong getrouwd stel, erg primitief gehuisvest nog, die een deel van de zolder afgeschut wilden hebben. Mijn enorme timmerkist kon ik nauwelijks door het trapgat wurmen. Een voordeel had ik, alles wat ik boven nodig had zat erin, dat wel.Planken genoeg, eerst een 6 x 5 op de vloer spijkeren en onder het spant en in een dag stond de schutting er een paar meter hoog, mooi van kraalschrootjes aanelkaar geflanst. De baas was wel tevreden! Na de schafttijd weer naar boven. Daar hoorde ik gestommel achter het door mij getimmerde wandje. Ik keek door een gaatje van een kwast die eruit was en wat zag ik? Die vrouw had in ons schaft er een bed geinstalleerd en lag er bovenop. Ik zei dat het nog niet af was, nou dat gaf niet ik mocht gewoon doortimmeren. Later hoorde ik dat het mensen waren die straatarm op straat gezet waren en hun toevlucht boven de timmerfabriek hadden gezocht. Ze hadden een geimproviseerd keukentje en een gasstel. Beneden deden ze hun behoefte op de gezamenlijke poepdoos die achter boven een slootje stond. Alleen s`avonds konden ze elkaar wat verstaan, als er niet overwerk gedaan werd. Want Nijdam verhuurde de machines ook wel s’avonds aan anderen, ( bijv. de pianofabriek van de Jong.).

Op een dag moest ik de jonge Nijdam helpen aan de zaagbank, allemaal Jalousielatten zagen, ik moest aantrekken en Nijdam duwde de balk er door, met een houtje het laatste eindje.

Maar wat gebeurt? Ineens een felle schreeuw! Zijn duim in de zaag. Was een keer vergeten het duw-houtje te nemen. De gehele duim aan gruzelementen. Hij gaf de eerste reactie mij de schuld maar de oude Nijdam zei dat het zijn eigen schuld was. De jonge Nijdam liep wel een maand met zijn duim of liever zonder zijn rechter duim met de arm in een mitella (draagdoek). Het werk moest toch gedaan worden en hij zette mij aan een dilicaat werkje, een houten model voor een gietstuk, dat was ook zijn specialiteit. De Friezen zullen tegen hun ouders nooit u of jij zeggen en zo hoorde ik er dan ook niet gek van op dat de jonge Nijdam altijd z’n vader aansprak als b.v. “Heeft vader ook mijn hamer gezien? En heeft vader gedacht aan de bestelling?” Zulks getuigd van een zekere eerbied voor de ouders dat is nog steeds zo. Oude Nijdam kon het werk ook niet meer aan en kwam er een krullejongen bij, een zekere Jan Albeda. Hij was een paar jaar jonger dan mij en erg bijdehand. Konden we goed gebruiken. Ook kwam er een volwassen vakman bij, een die we Brabers noemden. Een Belg die ik later vele jaren later in Hilversum tegenkwam, maar ik heb hem nooit aangesproken, omdat ik toch twijfelde of hij het wel was! Jan Albeda had een grote mond en dat gaf scenes met de jonge baas. Hij was aan de A.J.C. destijds een jeugdvereniging die de socialisten hadden. Hij zong vaak van die jeugdliederen waarvan ook onze jeugd mee profiteerde. Het liedje een vreemde arme snuiter was moede, etc.,etc..

 

K.Nijdam woonde in een woning op de Eenheid, dat naast een slootje aan de weg naar het kerkhof was, waar ook kennissen woonden in dat oude buurtje “Het tranendal” dat links van de weg liep, de fam. Draaisma, een oude koorzanger. Langs deze weg lagen ook het voetbalveld vroeger van Sneek en L.S.C..(waarover later meer). De oude Nijdam woonde aan de Oppenhuizerweg , eerst had je een boerderij op de hoek bij de Houkesloot daarvoor een kiosk en het eerste rijtje huizen daarvan het tweede, het wordt niet meer zo piekfijn bewoond.

                                        

 

L.Nijdam trok met zijn ene been dat stijf was, Maar een goed mens, dat moet gezegd.

De jonge Nijdam was soms een onbehouwen kort aangebonden man. Als hij voor de meelfabriek van Wouda moest werken, dan kon men zien wat een vakman het was. Brabers ging met mij soms naar zo’n fabriek mee. Ook het andere fabriek van Douma aan de Singel werkten ze voor, meestal onderhoudswerk aan het “kaar”of zoiets, of een magneet (electr.) inbouwen in een builmachine. Daar mochten geen ijzerdeeltjes door en voor de ingang van de machine was op een vloertje waar het meel passeerde zo’n magneet net onder gemaakt. Je stond versteld wat er soms bleef hangen, spijkers soms of een moertje of stukje draad. Bij Wouda was in die tijd de nieuwe fabriek klaar gekomen. Daar werden nieuwe machines gemonteerd, allemaal lopend op het drijfwerk van de grote dieselmoter, die zo’n ploffend singelend geluid gaf. Soms werd er s’nachts gewerkt, dan wakker geworden hoorde je dat vertrouwde geluid en geraas van de machines.

In die nieuwe fabriek heb ik nog gewerkt tot 1926, het jaar dat mijn vader stierf."

 

Bij dit verhaal hebben wij nog geen aanvullend materiaal kunnen vinden. Misschien zijn er lezers die het herkennen en ons meer kunnen vertellen, of in het bezit zijn van foto's o.i.d.

Ook is voor ons is het nog niet duidelijk welke Nijdams hier worden bedoeld, hoewel de namen Luut (Luitzen) en Kees (Cornelis ) verwijzen naar de IJlster scheepsbouwer-families.

In de volgende Tynge hopen wij hier op terug te komen.

Th. Nijdam

 

 

GEARTSJE VERTELT VERDER

 

Maar ook het bestaan van schippersknecht was niet de hemel op aarde en vader Reinder dacht dan ook al weer aan wat anders. Boer Stellingwerf te Ferwoude werd de nieuwe boer. Hiervan is niets bekend.

Vader Reinder was toen ongeveer 18 jaar oud en werd boerenknecht bij Hinne Baijema te Ferwoude.

Ook daar beleefde vader Reinder weer van alles. Voor het eerst kocht hij daar een fiets, een nieuwe, prachtig. Maar een poosje later zag hij een motor. Dit leek vader Reinder toen nog mooier, dan kon hij nog sneller, zo’n motor, dat was het einde. Dus werd de bijna nieuwe fiets weer ingeruild voor een niet helemaal nieuwe “Harley”motor. Eerst ging alles goed, maar vader Reinder wilde steeds sneller. Totdat hij op zekere dag in volle vaart dwars door de schuurdeur van boer Baijema reed. Toen was het geduld van de boer op, de motor moest weg en de fiets weer terug. En dan de paarden, een liefhebberij van de boer, maar ook vader Reinder vond het prachtig om daar mee om te gaan.

's Zondagsmorgens moest er ook gewerkt worden en kon vader Reinder niet altijd naar de kerk. Of vader Reinder nu zo vroom toen was, of dat hij de boer op zijn nummer wilde zetten, maar vader Reinder zei op een keer tegen de boer: “Ook ik moet naar de kerk”. Nu dit gebeurde ook, maar de boer zat de hele dienst met een verbolgen gezicht in de ouderlingen bank.

Wel verdiende vader Reinder daar goed. Soms kreeg hij wel f 100,- extra per jaar. Helaas werd vader Reinder daar ook ernstig ziek. Griep in het hoofd heette dat toen (hersenvlies ontsteking?). Zes weken lag hij ernstig ziek op zijn kamertje (onverwarmd) op de hooizolder, waar de dienstbode hem wat te eten en drinken bracht. Omdat vader die winter naar belijdenis catechesatie was geweest zou hij in het voorjaar belijdenis van het geloof afleggen in de kerk. Helaas door zijn ziekte kon dit niet doorgaan en zo heeft hij toen boven op de hooizolder op zijn kamertje belijdenis gedaan. Dit was getekend op 4 mei 1930 bij boer Baijema te Ferwoude door Ds. H.J.Hoek van de Gereformeerde Kerk van Gaast.

Zijn belijdenis tekst was : 2 Cor. 12: 9 en 10b: Hij heeft tot mij gezegd: “Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich ten volle in zwakheid. Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat kracht van Christus over mij kome. Want als ik zwak ben, ben ik machtig”.

Na zes weken van ziekte daar in Ferwoude, ging hij nog een poosje naar zijn ouderlijk huis om verder op te knappen. Op 12 mei verhuurde hij zich alweer bij boer Hantsje Andela te Nijland bij Sneek.

Geartsje Wijnja

 

 

KLOPPER (1 EN 2 ) "HOORT, WIE KLOPT DAAR?"

 

’t Is een vreemdling zeker, die verdwaald is zeker. Het huis is al oud. De deur klemt en gaat maar met moeite op een kier. De vreemdling noemt zijn naam. Vader Nijdamstra weet het nu zeker. Hij kent de familie van haver tot gort. Huistra? Nog nooit van gehoord. Heel vreemd dus. Toch geen kwade zin? De deur kraakt en het scharnier vraagt piepend om een druppeltje olie, al jaren tevergeefs. Vader opent de deur wat wijder. De bezoeker komt binnen en vertelt zijn verhaal. Tussen de haver en de gort blijkt nog ander gras. Onkruid, dacht vader. Maar hij is nieuwsgierig. De bezoeker niet minder, strooit wat wetenswaardigheden uit de zak die hij torst. Een welgevulde zak, dat ontgaat vader niet. Het ijs is gebroken. Reeds lekt het smeltwater.

 

Zo ongeveer verliep de kennismaking. Maar wel trager, heel veel trager. De vreemdeling? Pieter Wiegerius Huistra. Zijn verhaal? Hij zal het kort houden. De tijding der Nijdamstra’s mag geen gebeuzel zijn. Dat denkt hij tenminste.

 

In 1811 moest iedereen een familienaam kiezen. Ook Klaas Pieters, boer te Henshuizen, een gehucht onder Akkrum. Jinshuzen zeggen de Friezen. Jinshusstra noemde Klaas zich. Want “stra” betekent: "wonend te".

Napoleon dacht er anders over: geen Fries, maar Nederlands. Het werd dus Eenshuistra. Dat was toen. Nu hebben de Friezen het heft in handen. Henshuizen heet weer Jinshuzen.

 

Klaas had zes kinderen. Vanzelf dus ook Eenshuistra’s. Mooi niet , vond zoon Uiltje: Huistra is voldoende. Huistra en Eenshuistra, twee namen voor een familie. De Nijdamstra’s kunnen er over meepraten. Duidelijke zaak: de vreemdling stamt van de eigenwijze Uiltje Klazes Huistra af.

 

Pieter Klazes Eenshuistra was een broer van Uiltje. Pieter had drie dochters en drie zonen. De drie zusters trouwden elk met een Nijdam. Wel merkwaardig. Zeker een goed merk; of omgekeerd natuurlijk. De huwelijken staan in het Nijdamstra-boek. Zie aldaar; dat kan nu makkelijk, dank zij de index. Ook wat er uit voort kwam staat erin. Want de mannen zijn Nijdams,. Waren drie broers Eenshuistra elk met een Nijdam getrouwd, het zou die vrouwen anders zijn vergaan. Niet meer dan een regel in het boek. Naam verloren? Uitgeteld!

 

De vreemdling, Huistra dus, had in 1992 een familieboek voltooid. Het gehele nageslacht van Uiltje Klazes Huistra staat erin. Geëmancipeerd, zonder aanziens des persoons. Nu is Pieter Klazes Eenshuistra aan de beurt. Met zijn kinderen en dus ook met zijn dochters. En met hun Nijdams en hun gehele nageslacht. Niet zo vreemd dus, die lange zwerftocht naar vader Nijdamstra. Want die heeft zijn zaakjes op een rij, dat was al bekend. Oude zaakjes tenminste. Maar de nieuwere? Dat bleek meer te hooi en te gras. Schande? Ach, onze voorvaderen leefden ook al van gras en hooi. Niet dat zij zelf aten natuurlijk; via hun vee, dat begrijpt u wel.

 

De vreemdeling deed nog een ontdekking, ook merkwaardig. Hij combineerde gegevens. Zijn tweede voornaam bleek afkomstig van een Nijdam. Een oude, geboren omstreeks 1700. Dus toch niet meer zo heel vreemd? Misschien niet. Maar nog eigenwijs.

Interessant om daar nader op in te gaan? In ieder geval een vluchtige blik in de zak van de vreemdeling.

                                           


Pieter Wiegerius Huistra kwam tot een merkwaardige ontdekking. Zijn tweede voornaam, Wiegerius, stamt duidelijk uit de familie Nijdam. Toch ontbreekt elke bekende bloedverwantschap. Zijn vader, Wiegerius Huistra, werd genoemd naar zijn moeders stiefvader Wiegerius Annes van Tuinen. Deze was een zoon uit het eerste huwelijk van Akke Wiegers Wynia, een dochter van Wieger Sybrens Wynia. De naam werd verfraaid tot Wiegerius, maar de roepnaam bleef Wieger. Wieger Sybrens Wynia was eigenlijk een Nijdam want zijn grootouders van vaderszijde waren Foeke Sytzes Nijdam en Ymck Romkes Wynia. De kinderen van Foeke en Ymck noemden zich echter niet naar hun vader Nijdam maar naar hun moeder Wynia.

Wiegers voornaam komt echter van zijn overgrootvader van moederszijde, Wieger Sytzes Nijdam, getrouwd met Wytske Romkes Wynia. De grootouders van vaderszijde en overgrootouders van moederszijde waren , wel heel merkwaardig, broers en zusters van elkaar. Al met al dus een nogal ingewikkeld samenstel van relaties.

 

De broers Foeke en Wieger Sytzes Nijdam waren resp. de 2 e en 3 e zoon van Sytze Sijes Nijdam en Geiske Foekes. Foeke werd aldus genoemd naar zijn moeders vader. Waar Wieger  naar genoemd werd is niet bekend. Bij het voorgeslacht van zijn vader vinden we die naam niet. Waarschijnlijk komt die uit de familie van zijn moeder, want Wieger’s broer Foeke gaf een zoon ook weer de naam Wieger.

 

Aldus kon de in 1932 gegeven naam Wiegerius worden teruggevonden bij Wieger Wytzes Nijdam die omstreeks het jaar 1700 werd geboren. Pieter Wiegerius Huistra kende het verband tussen hem en Wiegerius Annes van Tuinen al lang via zijn vader. Bij het samenstellen van het familieboek van de Huistra’s trof hij ook al Akke Wiegers Wynia aan. De naam Wynia werd voor hem echter pas een bekende klank toen hij door het werk aan de genealogie van de Eenshuistra’s met de Nijdams en het Nijdamstra-boek in aanraking kwam. Nadat hij jaren later weer eens op de naam Akke Wiegers Wynia stuitte, bleek dat boek hem in staat te stellen om de naam Wieger nog ruim een eeuw verder terug in de tijd te volgen.

 

Hierboven zijn slechts de hoofdlijnen genoemd. In het schema en de tabel zijn ook de details terug te vinden. Nummers tussen haakjes [ ] bij personen in de tabel zijn hun familienummers in het Nijdamstra-boek. Volgende Tynge meer.

P.W.Huistra

  UIT OUDE TYNGES

 

Vervolg van : “Nijdamstra-State”door W.Tsj. Vleer ( uit de Tynge van juli en aug. 1950).

 

Na 1635 wonen Idsart Willems, Gerben Willems en Jan Willems op Nijdamstra-State, hetgeen we uit verschillende acten kunnen opmaken. De stemcohieren van 1648 vermelden ook Idsart Willems als pachter, terwijl de erfgenamen van Willem Willems de Oude de eigenaren zijn. Wie die eigenaren waren lezen we in de acte van boedelscheiding uit het jaar 1754, wanneer Jan Willems ongehuwd overleden is.

In deze zeer uitvoerige acte, eigenlijk het eerste belangrijke document dat over het geslacht Nijdam handelt en dat we nog eens volledig hopen te publiceren, worden genoemd als erfgenamen van Jan Willems, zijn broeders en zusters en hun kinderen, voorzover zij zelf niet meer in leven waren:

  1. Idsert Willems, wonende      te Grouw, voor hem zelve;
  2. Gerben Willems, mede      voor hem zelve, wonende te Grouw;
  3. Douwe Lieuwes, wonende      te Midlum, namens zijn moeder Sijke Willems;
  4. Als erfgenamen van      Willem Willems de Jonge: Gerben, Meijndert, Sije en Sytse Willems zonen,      Jacob Renses en Doytse Jans als mannenen voogden van Lysbeth en Sybrech      Willemsdr.;
  5. De kinderen en      erfgenamen van Hill Willems, wonende te Aelsum: Pyter Willems voor hem      selve, Janke Baukes als curator over Sicke Willems, Abe Wytzes te Akkrum      als voogd over Sij Willems te Akkrum,Douwe Abes als voogd over Siouck      Willems;
  6. Nog de kinderen van      wijlen Antie Willems, zijnde Pijter Alberts te Aegum, Outger Alberts te      Tercaple en Meindert Alberts te Irnsum, Freerck Sipkes als voogd over Dien      Alberts te Terhorne, Ids Birdes als voogd overSij Bothes te Irnsum, Jentie      Rienx te Irnsum alsvoogd over Jetske Bothes, Sibren Birdes te Rauwerd als      voogd overAfken Bothes;
  7. Alsmede de kinderen van      Meijndert Willems, zijnde Heere en Abe Meijnderts voor haar zelve en als      curatoren over Willem, Nies en Claes Meijnderts. Lysbeth Meijnderts, wed.      van Tjebbe Cornelis en Jetsk Meijnderts te samen sterck makende voor Jacob      Meijnderts, tegenwoordig in West-Indien.

 

Van deze erfgenamen van Willem Willems de Oude hadden reeds enkelen hun deel in Nijdamstra aan Idsert Willems en Sibbeltie Claes verkocht en lezen wij in het eerste Proclamatieboek van Grouw, aanvangende 1640:

 

In 1643 verkopen Pieter, Outger en Meijndert Alberts hun deel.

Op 3-6-1644 verkopen dezelfden als curatoren over hun broeder Gerleff Alberts, die tussen 1644 en 1654 overleden moet zijn, zijn deel.

In april 1649 wordt het deel van Meijndert Willems aangekocht en op 3 mei 1653 verkoopt Freerck Sipkes het part van Dien Alberts.

Wij kunnen niet nagaan of er voor 1640 ook al land aan Idsert Willems verkocht is. Vermoedelijk is dit wel het geval geweest. Behalve Idsert Willems waren er ook nog anderen die land in Nijdamstra kochten. Zo kocht op 21 juni 1661 Pieter Willems, de zoon van Willem Sickes en Hil Willems nog een vierde half pondemaat van Abe Wytzes te Akkrum.

Op 3 Jan. 1668 verkoopt Claes Meijnderts te Heerenveen zijn van Jan Willems aanbeërfde deel aan Idsert Willems. Vermoedelijk is in dat jaar Sibbeltie Claes, de vrouw van Idsert reeds overleden, want in de acte wordt haar naam niet meer vermeld. Tussen 1668 en 1675 moet Nijdamstra van bewoners gewisseld hebben, want op 9 febr. 1675 treffen we de zoon van Idsert Willems , Claes Idsert op Nijdamstra aan.                                      (wordt vervolgd)

 

 

BERICHTEN UIT DE KRANT VERBAND HOUDEND MET ONZE FAMILIES

 

De grootmoeder van P.C. kaatskoning 1998 Johan Okkinga was een Nijdam.

 

Door een lid werd ik attent gemaakt op een interview in het blad "Wis-In" het Officieel Orgaan van de Koninklijke Nederlandse Kaatsbond, met de grootmoeder van kaatskoning Johan Okkinga mevrouw Tine Terpstra-Nijdam.

Daar ik haar niet gelijk thuis kon brengen, werd er een telefoontje met haar gepleegd.

Zij vertelde dat haar vader Jacob Nijdam was en haar grootvader Anne Nijdam en op Nijezijl bij Oosthem had gewoond.

Als geboren Oosthemmer wist ik mij te herinneren dat er naast de fabriek een Nijdam had gewoond, maar niet meer dan dat.

Met de verkregen gegevens kon ik aan de slag en vond de aansluiting:

 

Trijntje ( Tine ) Nijdam       geb. 9 – 11 – 1920 te Leeuwarden

Gehuwd te Wommels op 6 – 5 – 1942 met

Johannes Terpstra               geb. 10 – 9 – 1914 te Baard

                                               overl. 21 – 7 – 1997 te Wommels

 

Kinderen uit dit huwelijk zijn:           1. Gerrit                      geb. 11-5-1943

                                                           2. Richtsje                   ,,     15-7-1946

                                                           3. Lieske                      ,,     15-7-1946

Van de tweeling is Lieske de moeder van de kaatsers Germ en Johan Okkinga, beiden in de kaatswereld zeer bekend

 

De ouders van Trijntje Terpstra-Nijdam zijn:

Jacob Annes Nijdam             geb. 3 – 6 – 1887 te Scharnegoutum

            Gehuwd op 10 – 5 – 1913 Gem. Wymbritseradeel met

Richtje Speerstra                  geb. 1889 te Scharnegoutum

            Dochter van Kornelis Eizes Speerstra en Trijntje Hofstra.

 

De grootouders zijn:

Anne Jacobs Nijdam            geb. 20 – 10 – 1855 te Loenga

            Zoon van Jacob Sybrens Nijdam en Ytje Feijes Punte

            Gehuwd op 16 – 5 – 1885 Gem. Wymbritseradeel met

Dieuwke Speelman               geb. 1865 te Oppenhuizen

                                               overl. 13 – 7 – 1887 te Leeuwarden

            Dochter van; Andries Speelman en Jeltje Leenstra.

Hertrouwde op 16 – 11 – 1889 Gem. Wymbritseradeel met

Johanna Bos                          geb. 1862 te Oudehaske

            Dochter van Auke Aukes Bos en Sijtske Oenes Portijk

 

            Kinderen uit 1 e huw.:                         Jacob Annes               geb.3-6-1887

                            uit 2 e huw.:             Auke Annes               ,, 6-1-1891

                                                                                              overl.   17-1-1891

                                                           Siebren Annes                        geb.6-1-1891

                                                                                              overl. 19-1-1891

                                                           Sijtske Annes             geb.     28-6-1893

                                                                                              overl.   18-3-1898.

                                                                            

Deze Anne Nijdam en Johanna Bos woonden op Nijezijl in de woning waarvan de achterkant zichtbaar is en hier is afgebeeld.  

 

Voormalige Gereformeerde kerk Woudsend wordt woonhuis.

 

Deze kerk, die te koop kwam doordat de Hervormde gemeente en de Gereformeerde kerk een Samen-op-Weg gemeente ging vormen, werd aangekocht door het echtpaar Hayo de Vries uit Sneek, die er een woning van gaan maken.

"Het wordt een droomhuis", verzekert de Vries.

De kerk werd destijds gebouwd op de plaats van de scheepswerf, welke Jelle Luitzens Nijdam in 1894 overnam van een Jan Bekema, als beschreven in Tynge 3 van jaargang 41 (mei/juni/juli 1989). Deze werf was toen reeds in het bezit van de Gereformeerde kerk en op die plaats bouwden zij in 1912 hun kerk.

Het exterieur van de 25 meter lang en 15 meter brede kerk zal nauwelijks veranderen. Dat mag niet van de gemeente Wymbritseradeel en de over historisch erfgoed wakende Stichting Ald Wâldsein. Het echtpaar de Vries wil dit trouwens zelf ook niet. Wel zullen enkele raampartijen aan de onderkant een eind worden doorgetrokken, om meer lichtinval te krijgen. Waar nodig wordt het gebouw in oude luister hersteld. Het uurwerk in de klokkentoren, reeds jarenlang van slag, gaat weer lopen en ook de haan op de spits wordt verguld en zal de Iewal kade worden opgekalefaterd, aldus het echtpaar de Vries.

Wat ons opviel in dit stuk, was de opmerking, betreffende de grondsanering, waarin de familieband naar voren kwam. Eigenlijk hoort de verkopende partij de sanering te betalen, maar de Vries is bereid deze dure schonegrond klus voor zijn rekening te nemen. Hij voelde zich daartoe enigszins verplicht, daar zijn oerpake (overgrootvader) Nijdam van zijn moederskant uitgerekend hier de vervuilende scheepshelling had. Aardig is verder te weten over de familie relatie dat de kerk door een oudoom van hem was gebouwd. Ene Enne de Boer, een broer van zijn beppe, die hoewel nog maar 22 jaar oud , met zijn timmerlieden en metselaars, deze 236 zitplaatsen tellende kerk bouwde voor een bedrag van f 12500,--.

            


Wij wensen de familie de Vries veel succes met deze verbouw.  

            Een foto uit 1912 van de verkleinde werf, met links het pas voltooide kerkgebouw.

 


Joop Wijnja kwart eeuw in bestuur Vogelwacht Parrega e.o.

         

Tijdens de jaarlijkse ledenvergadering van de Vogelwacht Parrega en omstreken werd Joop Wijnja gehuldigd.  

Joop Wijnja was op 12 maart 1974 in het bestuur gekomen en is al jaren penningmeester en nazorg coördinator.

Tijdens de ledenvergadering is hij benoemd tot erelid en is hem de Silveren Ljip opgespeld door de heer Wieger van der Veen, voorzitter van de wacht van Bolsward. Zijn vrouw Lena, die Joop al jaren bijstaat met de financiele zaken, werd een bloemetje aangeboden.

Joop Wijnja is een zoon van Sikke Jetzes Wijnja.


Gatze Wijnja speelt al 45 jaar bij jubilerend korps Oudega (W)

De dorpsfanfare “”Ëendracht Maakt Macht”” (EMM) in Oudega (Wymbr.) bestaat een eeuw.

Zonder de trouwe leden kan een muziekkorps zich niet handhaven. Een soort van harde kern door de jaren heen is van levensbelang. De familie Wijnja hoort hier zeker bij. Gatze Wijnja (56) is 45 jaar lid en ook zijn drie kinderen Tineke, Jouke en Johannes spelen in EMM. Aan stoppen denkt de heer Wijnja nog lang niet: “It meiinoar muzyk meitsjen is it moaiste dat der is.”

In opdracht van de Muziekvereniging is door oud EMM-lid Cees Walinga een jubileumboek geschreven. In dit 132 pagina’s tellende werk wordt in woord en beeld een schets van de honderdjarige dorpsfanfare gegeven.

Aak WR 4 weer terug op het eiland.


Schreven wij in de Tynge van oktober 1998, over de werf van Van Eweijksluis , waar Cornelis Wytzes Nijdam zich in 1892 vestigde, nu lazen wij in de Wieringer Courant dat de daarin genoemde WR 4, gebouwd destijds voor Jaap ten Bokkel te Westerland, na jaren van omzwerven terug was.

Kees Hos heeft het schip weten te verwerven en wil het restaureren achter zijn huis aan de Westerlanderlaan. "Vergelijk het maar met een dame van 99 jaar, die een facelift nodig heeft", zegt Kees Hos

Hij mocht het vaartuig voor de kosten van het ophalen hebben van de laatste eigenaar, de heer Klaas Westra te Twijzel. "“Ik zat al 15 jaar achter dit schip aan" vertelde Kees Hos, aldus dit bericht, "vroeg men eerst f 35000,--, later f 23000,--, nu voor het ophalen. Hij verkeert wel in een zeer slechte staat. Van het oude hout zal niets overblijven en wat aan het schip is vertimmerd, is niet deskundig gebeurd. Dat heeft zijn sporen wel nagelaten, maar niet zo erg dat dit schip niet in zijn originale staat kan worden terug gebracht. Wel gaat de restauratie een paar jaar duren".

Over de bouw van de WR 4 . die de naam meekreeg van “Zelden Pas” en in Eweijksluis werd gebouwd, daarom ook wel een “Sluizer aak” wordt genoemd, werd in genoemde Tynge reeds een en ander vermeld.

Ook werd in dit artikel verteld dat van de bouwperiode van dit schip een anekdote was overgebleven. Die luidt; dat toen de bouw van het schip halverwege was en de tweede termijn moest worden voldaan, volgens gebruik van die tijd het personeel van de werf werd getrakteerd. Jaap ten Bokkel liet zoon Kees in een nabijgelegen café een fles jenever halen. Terug op het werfterrein kwam echter de herdershond van Nijdam op de jonge Kees af. Deze voelde zich zo bedreigd, dat hij de hond met de fles dood sloeg.

De heer Hos is niet van plan het schip te exploiteren, maar houdt van timmeren en zeilen. Een hartewens van hem is, dat men in de Oeverse Vissershaven een hoekje zou vrijmaken voor een aantal historische schepen.Dit zou een toeristische bezienswaardigheid zijn, waar zeker mensen op af zullen komen, een mening die wij graag onderstrepen.

Th.Nijdam

                     

 

                                   Op de foto de WR 4 in de takels op de Westerlaan.

 

 VRAGENRUBRIEK.

 

Voor deze rubriek kwam de volgende vraag binnen:

 

Enige jaren geleden heb ik contact met iemand gehad, die mij vertelde dat zij op een grafzerk het familiewapen van de Nijdams had aangetroffen, naar ik meen in een kerk of begraafplaats te Amersfoort, of zijn er elders nog grafzerken met ons familiewapen? Mijn vraag is: is het waar dat er zo'n grafzerk bestaat te Amerrsfoort? Of zijn er elders grafzerken met ons familiewapen? Interessant is of er ook op andere historische voorwerpen ons familiewapen is aan te treffen.

A.G.Nijdam

Hoofdstraat 49

9342 TA Een

tel. 0592-656453

 

Redactie: Het is bekend dat het wapen voorkomt op een grafsteen in de kerk te Grouw, er is een oude geboortelepel (zie Nijdamstraboek, blz. 92), en ook is er een lakstempel met het wapen.

Misschien zijn er onder de leden die iets weten over een grafzerk te Amersfoort, of historische voorwerpen kennen die ons wapen tonen. Graag horen wij dit.

 

 

NOGMAALS DE DAGBOEKEN VAN LIEUWE JANS DE JONG

 

Daar enkele gedeelten uit dit boek mij erg aanspraken, bijv. "hoe was het weer in een bepaald jaar, of welke bijzonderheden werden er vermeld", wil ik nog enige aandacht geven aan deze dagboeken.

Erg aansprekend was bijv. het verhaal over de overstromingen in het jaar 1825, waarmee dit boek begint, ook al omdat men het hoort van een ooggetuige. Hoewel het een te groot gedeelte is om het in zijn geheel te vermelden, wil ik toch hier enkele passages weergeven.

Het boek vertelt dat de winter van 1823 en 1824 zacht was en geen vorst of sneeuw en geen stormen of watervloeden waren geweest.

Was de zomer van 1824 redelijk droog en warm, later kwam er veelvuldig regen en harde wind, waardoor de meeste landerijen in november en december onder water stonden.

Op 1 januari. 1825 schrijft Lieuw Jans dan ook dat "in stede van de gewone Nieuwjaarswensen het toen was: “O!, wat is het wetter boetengewone hoeeg, ’t het nog nooit zo hoeeg west by us wetten”.

Op 4 januari schrijft hij: Zeer harde wind. Nrd-Nrd-West, Buijig, waarop wij hier ten Noorden van Oldeboorn het water zeer hoog kregen als ooit een mens gezien had en liep het aan de Oost en Zuidkant van ons dorp over de polderdijken heen hetgeen voor veel mensen een tegennatuurlijke zaak was. Velen kregen het water in de huizen en schuren en konden met jachten en boten in de binnenlanden zeilen over de landen en vele dijken heen.

25 jan. Een Zuidelijke wind. S’namiddags sneeuw en zijn wederom begonnen te malen, hebbende de molen sedert 2den Kerstdag gestaan en onze polder onder water geweest.

26 jan. Een volkomen lentedag, de spreeuw zong in het geboomte en zagen wij de leeuwrik piepen en vliegen.

5 febr. Harde wind. West-Noord-Westlijk met sterke sneeuw en sneeuwjacht , een weinig vriezende.IJs en sneeuw door wind en stroom gedreven hoopte en schoof op grote hopen op dijken en vlakke veld of water.’s Avonds kalmer doch het water begon te rijzen en om 10 uur waren alle onder ons gezicht zijnde polders onder water.

Op 6 februari schrijft hij: dat het water een verschrikkelijke hoogte heeft bereikt, zijnde 5 a 6 duim hoger dan op 4 en 5 jan. En men vreesde dat de Friese zeedijken waren doorgebroken. Alles stond onder water en het was even of ieder huis een eilandje was. Was s’middags met de buurman nog tussen de dooiende sneeuw en ijsschotsen met een bootje in het dorp gekomen. De beide einden van het dorp stonden onder water en liep door sommige huizen heen, waardoor velen waren gevlucht naar hogere gedeeltes, ook hadden enige boeren hun vee in het dorp gebracht. Meest alle boeren hadden het water in hun huizen en schuren, ook bij hen stond het wel 12 duim hoog en hoorde men ook nog noodschoten uit Haskerdijken , maar sneeuw en ijs beletten hen te hulp te komen. Kortom, het was alles ellende wat men hoorde en zag.

Maar het water bleef vers, waarin men hoop schepte dat het nog geen zeewater was, en oordeelde dat het een doorbraak zou zijn in de dijken van de rivier de Lynde.

7 febr. Het water iets hoger, en de lang gekoesterde hoop was verijdeld, daar men s’middags het zoute water ontdekte en er werd verteld dat de zeedijk op drie plaatsen was doorgebroken, aan beide zijden van Lemmer en bij Taco-Zijl.

8 febr. Harde Zuid-Westelijke wind. Het water nog wassende en nog wel anderhalve duim hoger dan de 6 e en 7 e. De ijsschotsen door wind en stroom gedreven, schoven bijna alles weg waardoor vele watermolens gevaar liepen en reeds enkele werden gekneusd.

9 febr. Helder weer, ’t water iets zakkende en meeste ijsschotsen weggedreven, waardoor men weer kon varen en zeilen waar men wilde, over alles heen. Er was niet een klein stukje land te zien; hemel en wate en boven het water de huizen en bomen en enige watermolens. s’Namiddags nog hetzelfde en werden geen bericht nog gewaar aangaande de doorbraken. Dan ontving men bericht uit Haskerdijken, dat men het vee daar in nood zijnde gebergd had, en een boer zijn beslag in de kerk of zogenaamde Kapel gebracht had, ook dat de polder van de Oudeweg onder water stond en 4 beesten waren verdronken, als 2 vette varkens, 1 paard en 1 koe. Ook de vis begon boven water te komen, door het zoute water verblind, niet magtig hun aas te vinden, zij moeten sterven, alsmede veel kleine vogeltjes.

12 feb. Mooij weer, wind West-Zuid-Westelijk, ’t water zakkende en nu nog 1 duim lager dan gisteren. En wierden bij ons dorp eenige fris levende haringen gevangen. Doch tans ontving men bericht aangaande de hoge vloed van den 3 e en 4 e febr., door de Leeuwarder Courant van den 11e dezer.

Dit zijn enkele citaten uit dit dagboek over het begin van 1825. Uit het vervolg blijkt, evenals uit de Leeuwarder krant, welke omvang deze overstromingen hadden: pas op 1 april zag Jan Lieuwes zijn polder weer boven water.

In de volgende Tynge hopen wij hier nog op terug te komen, daar dit toch wel een zeer ingrijpende periode was die ook verder in het jaar 1825 haar invloed had op het plattelands leven.

Th.Nijdam